Sara van Straten
Sara Frouke van Straten (26 juni 1915) was onderwijzeres in haar geboorteplaats Gorinchem. In 1942 gaf ze les op de joodse school die op gezag van de Duitsers was opgericht. De leerlingen waren vooral Duitse vluchtelingen die in Gorinchem en omgeving waren neergestreken.
Nadat haar ouders en oom waren weggevoerd, besloot Sara onder te duiken. De commissaris van politie in Gorinchem zag hierin een reden om een opsporingsbevel tegen haar uit te vaardigen. In het Algemeen Politieblad van 3 december 1942 verscheen een oproep om Sara op te sporen, aan te houden en voor te geleiden omdat zij “van woonplaats was veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben verkregen”.
Na omzwervingen langs verschillende adressen vond Sara in het voorjaar van 1943 onderdak bij haar broer Anton die aan de Weesperstraat 2a in Amsterdam woonde. Toon Hermanus van Straten (10 december 1913) was muzikaal aangelegd: hij speelde viool, kon goed zingen en trad op in een cabaretgroep. In 1941 trouwde hij met Ziena Berlijn (25 oktober 1917). Zini, zoals ze genoemd werd, had eerder bij een modezaak in Enschede gewerkt en was inmiddels verkoopster bij de Bijenkorf. Op 28 april 1942 kwam hun dochtertje Marion ter wereld.
Nadat Sara enige tijd bij haar broer en zijn gezin had gewoond, kregen Anton en Zini de gevreesde oproep om zich te melden. Zij besloten hun jonge dochtertje onder te laten duiken en stuurden bekenden in Gorinchem een kaartje met de vraag: “kan iemand voor ons hondje zorgen?”. Een dag later ging de deurbel maar omdat het niet de afgesproken code was, durfden Anton en Zini niet open te doen. Toen de bel voor de tweede keer rinkelde, keken drie angstige gezichten uit het raam en zagen een jonge vrouw staan. Het was de zeventienjarige Rietje die hun dochtertje Marion kwam ophalen. Het afscheid was zwaar, telkens weer vroegen Anton, Zini en Sara “mag ik nog even, kan ik haar nog één keertje vasthouden?”.
Nadat Anton en Zini naar Westerbork waren vertrokken, schreef Sara over het afstaan van kleine Marion: “Wat het was om haar weg te doen, is niet in te denken. Daarom moet ik ook alles op alles zetten om voor haar te kunnen blijven. […] Probeer iets voor me te vinden. Help me zo vlug mogelijk, ik sta practisch op straat. Een paar nachten kan ik hier nog blijven. Als er niets voor me te doen is, schrijf het dan maar. Dan meld ik me vrijwillig voor Vught”.
Een dag later echter werd Sara tijdens een razzia opgepakt: “Om kwart voor vijf werd ik wakker gemaakt met de mededeling dat de Houtmarkt is afgezet en ieder opgehaald wordt. Tegen zes uur gingen auto’s met luidsprekers door de straten, waarmee bekend werd gemaakt dat Joden zich niet buitenshuis mochten begeven, maar hun boeltje gereed moesten maken. Ik ga met heel veel bekenden en misschien zie ik Anton en Zini nog in Westerbork”.
Met het eerst volgende transport werd Sara gedeporteerd. In dezelfde trein zaten ook Anton en Zini. Alle drie werden op 4 juni 1943 in Sobibor vergast.
Marion overleeft de bezetting bij een pleegouders in Naaldwijk.
bron & foto's: Moei J. de, De lange schaduw van Sobibor: het verhaal van Marion (2008; deel 6 uit de serie Getuigenissen van de Stichting Sobibor)
![]() |
![]() |