Gerard Aleid van der Hal
"Jud ist Jud, ob mit, oder ohne Beine, und wenn wir den Juden nicht besiegen u. ausschalten, dann schaltet er uns aus".
Met rood potlood schreef een Duits ambtenaar deze woorden boven het verzoek van een joodse man die vrijstelling van deportatie aanvroeg. Als soldaat van een verbindingseenheid was de dertigjarige Gerard Aleid van der Hal op 13 mei 1940 zwaargewond geraakt tijdens de gevechten op de Grebbeberg. In zijn dagboek beschrijft hij de fatale granaatinslag: "[…] een voltreffer raakt de stelling…een klap…een hevig geraas…wolken zand die opstuiven…gegil van de gewonden […]. Ik voel dat ik ook getroffen ben - kan me niet bewegen…het bloed sijpelt door een brede, getande scheur in mijn broek, even boven de knie".
Dienstmaat Frank Gobets was net als Van der Hal ingedeeld bij de staf van I-24 RI (eerste bataljon van het 24e Regiment Infanterie) en herinnerde zich dat Van der Hal op een trapje in de commandopost zat toen de beschieting begon. Gobets had een boterham gesmeerd voor Van der Hal en was "net bezig om een snee voor mijzelf te snijden, toen er plotseling een granaat vlak bij ons ontplofte. [Iemand] werd van de uitkijk weggeslingerd en kreeg een scherf achter zijn knieholte. V.d. Hal viel boven op mij en diens been werd dusdanig verwond, dat het later geamputeerd is. Ook de voet van zijn andere been werd verbrijzeld. […] V.d. Hal werd weggehaald en in een onderkomen gelegd".
Pas twee dagen later, na de capitulatie, konden de gewonden afgevoerd worden. In het lazaret bleek de linkervoet van Van der Hal geheel verbrijzeld en moest zijn rechteronderbeen afgezet worden. De chef van de rijksgeneeskundige dienst gaf op 19 mei 1942 een verklaring af dat Van der Hal "ernstig oorlogsinvalide" was. Toen hij dat jaar de oproep kreeg zich te melden bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, kon Van der Hal zich alleen in een invalidenwagentje voortbewegen. Begin oktober 1942 verzocht hij de Duitse instanties om hem als veteraan en oorlogsinvalide van de lijst met opgeroepenen te schrappen, "[…] und ich somit für Emigration nicht in frage komme". Hij voegde een verklaring bij waarin de officier van gezondheid van het militair hospitaal Utrecht zijn oorlogsverwondingen opsomde: "rechterbeen geamputeerd boven kniegewricht, verbrijzelde linkervoet en een slecht geheelde breuk van het scheenbeen".
Gerard Aleid van der Hal was getrouwd met de kinderverzorgster Klaartje Walg (Rotterdam 11 maart 1912). Samen met hun zoontje Benjamin Andries (Rotterdam 6 september 1935) woonden zij aan de Petrarcalaan 73 in Utrecht. Nadat de rode potloodaantekening op zijn verzoekschrift was geschreven, had het gezin geen uitweg meer. Ze moesten hun huis verlaten en op 22 april 1943 kwamen zij aan in Kamp Vught. Toen op 6 juni alle kinderen Vught moesten verlaten, gingen Gerard en Klaartje met hun zoontje mee naar Westerbork, vanwaar zij twee dagen later doorgestuurd werden naar Sobibor. Op Van der Hals verzoekschrift schreef een Duitse ambtenaar voor de volledigheid: "8-6-43 Osten". Direct na aankomst werden het gezin op 11 juni 1943 vergast.
bronnen:
NIOD archief 077 Höhere SS- und Polizeiführer Nord West inv.no. 1849.
Rapport opgesteld door Frank Gobets;op 24 februari 1941
![]() |
![]() |
![]() |