Sophie Verduin
"de joden werden op lorrie-wagens gegooid"
In maart 1943 werd de zestienjarige Sophie Verduin naar Westerbork overgebracht. Zij bleef maar kort in het kamp; na drie dagen vertrok zij met een transport naar Sobibor. Na aankomst werd zij met andere vrouwen naar een afgerasterd gedeelte van het kamp gebracht en was zij er getuige van ‘hoe de Joden op lorrie-wagentjes gegooid werden en daarna doodgeslagen en doodgeschoten werden’. Na enige uren werden Sophie en de andere vrouwen op transport gesteld naar Lublin, waar zij in de lompensorteerderij tewerkgesteld werd. In september werd zij met haar zus Lena en nog vier andere Nederlandse vrouwen naar het werkkamp Blizyn getransporteerd om er als breister in de Strickerei te werken. Behalve de zes Nederlandse vrouwen, werkten hier alleen Poolse joden. Sophie behoorde tot de twee Nederlandse vrouwen die dit kamp overleefden; de anderen, onder wie Lena, overleden er aan tuberculose.
Toen Sophie in Blizyn tewerk gesteld was, vond in de omgeving een groot bloedbad plaats. Het was ruim veertien dagen na de opstand in Sobibor toen Himmler uit vrees voor meer onlusten begin november 1943 bevel gaf alle joden uit het vernietigingskamp Majdanek, de grotere werkkampen Trawniki en Poniatowa, en uit een aantal kleinere kampen, waaronder Blizyn, dood te schieten. De operatie vond plaats op 3 en 4 november 1943 onder de codenaam Aktion Erntefest. De joodse arbeidscommando’s die de doden moesten verbranden en begraven werden na afloop eveneens om het leven gebracht. In totaal vielen er ruim 42.000 doden.
In het voorjaar van 1944 werd Sophie naar Radom overgebracht, waar zij in het aangrenzende kamp Szkolna in de landbouw heeft gewerkt. Na drie maanden werd zij overgebracht naar Auschwitz-Birkenau om daar tot en met december te blijven. Op oudejaarsavond is zij naar Bergen-Belsen overgebracht. Hier werd zij op 15 april door de Britten bevrijd.
Terug naar "Nederlandse overlevenden"