Judith Eliazar en Bertha Ensel
"we werkten wel tot twaalf uur 's nachts"
Op 10 maart 1943 werden de Rotterdamse kapster Judith Eliazar, 28 jaar, en de Amsterdamse Bertha Ensel, 18 jaar oud en handwerkster van beroep, vanuit het doorgangskamp Westerbork op transport gesteld naar Sobibor in Oost-Polen. Hier zijn zij maar kort geweest. ‘Wij werden daar geselecteerd, 30 meisjes en 44 mannen zijn er uit gehaald’, verklaarden de beide vrouwen in 1946. Zij hebben nog wel gezien hoe de invaliden en ouderen van hun transport op kiepkarretjes werden gehesen en over een smalspoor verder het kamp in werden gereden. De kamp-SS’ers zeiden dat deze mensen naar het zogenoemde Lazarett werden overgebracht ter verpleging en verzorging. In werkelijkheid reden de lorries naar een deel van het kamp dat Lager III genoemd werd. Hier waren de gaskamers, maar er was ook een enorme kuil. De gevangenen moesten zich aan de rand ervan opstellen, waarna zij op bevel van de kamp-SS’ers door een executiepeloton bestaande uit Oekraïense bewakers werden doodgeschoten.
Samen met de andere geselecteerde vrouwen werden Judith en Bertha naar het concentratiekamp Lublin-Majdanek overgebracht. Over hun werk en de omstandigheden in dit kamp zeiden zei na de oorlog: ‘Wij hebben daar gewerkt o.a. barakken gebouwd, straten gemaakt. De mannen en vrouwen werkten apart, de barakken waren ook apart, maar iedere avond mochten de vrouwen naar het mannenlager van ongeveer 8 uur tot 9 uur. We werkten ook wel eens tot 12 uur ’s nachts. De SS stond met de zweep achter ons. Als bewakers hadden wij ook wel Wit-Russen uit de Oekraïne. Deze waren soms nog erger dan de moffen. In dit kamp is veel geslagen met zwepen.’ Majdanek was niet alleen een dwangarbeiderskamp, sinds november 1942 waren er ook gaskamers geïnstalleerd waar de slachtoffers met Zyklon-B om het leven gebracht werden.
"we moesten lijken verbranden"
Na ruim een half jaar werden Judith en Bertha samen met andere vrouwen naar Milejow overgebracht om daar in de marmeladefabriek te werken. ‘Wij hebben daar geen slechte behandeling gehad’, aldus de beide vrouwen. Maar zo zou het niet blijven. Na een paar weken al werden zij naar het kamp Trawniki gestuurd. Hier waren kort tevoren alle joden doodgeschoten. En niet alleen hier. Himmler had op 3 november de zogenoemde Aktion Erntefest afgekondigd en bepaald dat alle joden in de kampen Trawniki, Lublin-Majdanek en enkele kleinere kampen om het leven moesten worden gebracht. In totaal werden bij de actie ruim 42.000 joden vermoord. Naar alle waarschijnlijkheid had de SS-chef tot de moordactie besloten uit vrees voor nog meer ongeregeldheden in de kampen, nadat op 14 oktober in het zwaarbewaakte Sobibor een opstand en uitbraak hadden plaatsgevonden. Begin augustus was er ook al een opstand uitgebroken in het vernietigingskamp Treblinka.
Er waren niet alleen vrouwen uit Milejow naar Trawniki gebracht, ook mannen waren hier naartoe gesleept. In het kamp ‘moesten wij ook lijken verbranden’, aldus de beide vrouwen. In de zomer van 1944 ging het weer terug naar Lublin, waar zij ongeveer anderhalve maand hebben gewerkt. Vervolgens moesten zij met vele anderen te voet naar Auschwitz. ‘Wij hebben hier over gedaan ca. 5 dagen en 4 nachten’. Het was de tijd van de zogenoemde dodenmarsen. Niet alleen het Russische front kwam steeds dichterbij, ook de Westelijke geallieerden rukten op. De commandanten van de concentratiekampen kregen te horen dat de gevangenen onder geen beding in handen mochten vallen van de geallieerden. Veel gevangenen werden in treinen geladen of werden gedwongen zich te voet richting Duitsland te begeven. Tijdens de evacuaties zijn veel uitgeputte gevangenen doodgeschoten. Judith en Bertha hebben meegemaakt dat tijdens hun voettocht een Nederlands meisje werd doodgeschoten en ook een aantal Poolse meisjes.
In Auschwitz hebben de twee vrouwen een paar maanden gewerkt, voordat het weer verder westwaarts ging naar Bergen-Belsen in Duitsland. Hier scheidden zich hun wegen nadat zij in Polen steeds bij elkaar waren geweest. Bertha werd naar Buchenwald gebracht en is uiteindelijk via Lippstadt, waar zij heeft moeten werken in de munitiefabriek, naar Nederland teruggekeerd. Judith is via het werkkamp Salzwedel door de geallieerden naar huis gebracht.
Terug naar "Nederlandse overlevenden"