Selma Wijnberg
"voor de ramen hingen gordijnen met bloemetjes"
In september 1942 dook de twintigjarige Selma Wijnberg onder in De Bilt, waar zij in december samen met een joods echtpaar door de Utrechtse politie werd gearresteerd. Na in Utrecht en Amsterdam gevangen te hebben gezeten, werd zij in februari 1943 naar Vught overgebracht. Hier waren de omstandigheden voor haar nog redelijk. ‘In Vught rookten wij de beste cigaretten, wij hadden een hoofdkussen in ons bed enz.’, verklaarde zij in 1947. Een van de dingen die Selma deed was het maken van poppen, die zij aan de kinderen in het kamp gaf. Na Vught werd zij overgebracht naar Westerbork, waar zij na acht dagen per goederentrein op transport gesteld werd naar Sobibor. Haar transport kwam op 9 april 1943 aan op het kampperron. ‘Toen wij in het kamp aankwamen’, aldus Selma, ‘leek het ideaal. Voor de ramen hingen gordijnen met bloemetjes erop.’ In de barak waar zij naar toegebracht werd, trof zij Poolse meisjes in prachtige pyjama’s en nachtjaponnen. ‘Ze zagen er allemaal even chique uit. De meisjes gingen zingen, zodat wij dachten in een paradijs terecht te zijn gekomen’. Lang heeft de betovering niet geduurd. ‘Na een dag wisten wij echter wat de werkelijkheid was.’ De meeste joden werden direct naar de gaskamers gedirigeerd, terwijl de kleine groep waartoe Selma behoorde was geselecteerd om in het kamp werk te verrichten. Bejaarden en zieken werden nadat zij waren uitgeladen door het Bahnhofkommando op kiepkarren gesmeten en elders in het kamp om het leven gebracht.
Dat Selma en vele anderen die in het kamp kwamen aanvankelijk dachten in een niet onprettige omgeving te zijn beland, was precies de bedoeling van de misleidingspolitiek van de kampleiding. Nadat Selma samen met andere Nederlandse meisjes uit het transport was gehaald om werk in het kamp te verrichten, waren zij langs het zogenaamde Vorlager gelopen. Dit was het gedeelte van het kampcomplex waar de Duitse SS’ers en de Oekraïense bewakers woonden. Het was zo ontworpen dat het een aangename indruk maakte om de gevangenen op hun gemak te stellen zodat er geen paniek ontstond. De barakken leken enigszins op Tiroler huisjes en hadden namen als "Lustiger Floh", "Gottes Heimat" en "Schwalbennest".
"soms hadden wij wel drie dagen volop eten"
Selma werkte vooral in de sorteerbarakken in Lager II, waar de eigendommen van de slachtoffers – koffers, beddengoed, rugzakken – zo snel mogelijk heengebracht werden. Op een dag vond zij in de bagage een pop van een klein kind, dat met het kindertransport uit Vught via Westerbork naar Sobibor was overgebracht. Het bleek een pop te zijn die zij zelf gemaakt had en ‘die ik eens aan een kind in Vught had gegeven’. De kleren en schoenen werden op de uitkleedplaats verzameld en door een speciaal werkcommando naar de sorteerbarakken gebracht. ‘Alle kleren moesten gesorteerd worden: jassen bij jassen, mantels bij mantels enz. Wanneer dit gebeurd was, moest elk soort onderverdeeld worden in verschillende klassen’. Ook moesten de gevangenen naden lostornen en de kleinigheden verzamelen die daarin verstopt waren. ‘Geld, wat wij vonden, moesten wij in een koffer doen, wij hebben het echter zo veel mogelijk begraven.’ De aanwezige SS’ers hielden scherp in de gaten of wel alle jodensterren, armbanden en namen die in de kleren waren genaaid, werden verwijderd. Vrijwel alle kleding uit de kampen kwam via organisaties als "Kraft durch Freude" bij gezinnen in Duitsland terecht. Voor hen diende de afkomst van de kleding verborgen te blijven.
In de bagage en kleding van de slachtoffers troffen de Arbeitshäftlinge ook etenswaren aan, al dan niet in blik, die een welkome aanvulling vormden op het karige kampvoedsel. ‘Levensmiddelen gingen mee de barak in, zodat wij soms wel drie dagen achter elkaar volop eten hadden’. Later verscherpte het regime in de sorteerbarakken en konden gevangenen meedogenloos gestraft worden voor het achterhouden van levensmiddelen. ‘Wij kregen toen haast geen kans meer een blikje open te maken, verschillende mensen zijn hiervoor doodgeschoten. Dit was ook het geval met een jongen die een sardineblikje openmaakte. Toen de executie plaatsvond moesten wij er omheen gaan staan.’
met vlektyfus in de ziekenbarak
Afgezien van de vergassingen in Lager III was geweld ook elders in het kampcomplex aan orde van de dag. Alle SS’ers en de meeste Oekraïense bewakers droegen zwepen, die zij graag gebruikten. Van SS-opzichter Frenzel was bekend dat hij, al of niet in beschonken toestand, zonder enige aanleiding gevangenen kon aftuigen totdat zij invalide waren of stierven. Selma herinnerde zich dat Frenzel op een dag ‘alle zieke joden die in de barakken werkten liet aantreden en naar Lager III brengen. Wij hoorden schoten en hoorden dat Frenzel hen had laten doodschieten’.
Ook Selma werd ernstig ziek. In de winter van 1943 kreeg zij vlektyfus en lag met 40 graden koorts in de barak. Haar Poolse vriend Chaim Engel, die zij in de sorteerbarak had leren kennen, vertelde haar op 14 oktober dat er plannen waren beraamd voor een opstand en een massale vlucht uit het kamp. Slechts enkele gevangenen waren hiervan op de hoogte: behalve de Poolse en Russische bedenkers van de plannen alleen Selma en haar vriendin Ursula Stern. De opstand en de ontsnapping op 14 oktober 1943 verliepen maar gedeeltelijk zoals van tevoren was bedacht. Volgens het plan zouden zoveel mogelijk SS’ers in de barakken of bureaus gelokt worden waar ze vermoord werden. Daarna zou het appèl normaal plaatsvinden. Om de Oekraïense bewakers te misleiden, zouden de Sovjet-krijgsgevangenen in Duitse uniformen aantreden op de appèlplaats. Onder hun leiding, zo was de bedoeling, zouden de gevangenen naar de poort marcheren om zogenaamd buiten het kamp te gaan werken.
"moffen werden doodgeslagen en in dekens gerold"
Inderdaad waren de gevangenen er in geslaagd een aantal SS’ers te doden. ‘Overal werden de moffen binnen geroepen, doodgeslagen en onder een deken gegooid’, aldus Selma. Maar tijdens het appèl ontstond een grote chaos. Argwanend geworden doordat het appèl vroeger plaatsvond dan normaal, zagen de gevangenen, die van geen vluchtplan afwisten, niet de vertrouwde SS’ers verschijnen en daarom stelden zij zich niet op de gebruikelijke wijze op. Een toegesnelde Oekraïense bewaker probeerde hen tot de orde te roepen. Iemand schreeuwde: ‘Man, de oorlog is voorbij!’ en in de chaos die daarop uitbrak werd de bewaker door de gevangenen gedood.
Kort daarop kwamen de SS’ers in actie en brak een vuurgevecht uit met de bewapende gevangenen. Ook de wachtposten leegden hun geweren op de vluchtende menigte. Een groep vrouwen rende in paniek terug naar de barak, terwijl Selma met Chaim naar de hoofdpoort rende en heelhuids het kamp wist te ontvluchten. ‘Velen kwamen door de mijnen om het leven’, aldus Selma, ‘aangezien ze niet wisten waar ze precies lagen.‘ Alle gevangenen die in het kamp achtergebleven waren of die tijdens de schietpartij in paniek een barak waren ingevlucht, zijn kort na de opstand neergeschoten.
Na hun ontsnapping sloten Selma en Chaim zich aan bij Poolse partizanen. Later doken zij onder in een boerderij. Na de bevrijding door het Rode Leger in juni 1944 bij Chelm bleven zij nog een half jaar in Polen, waar Selma beviel van een zoon. Via Lublin, Czernewitz, Odessa, Marseille en Tilburg kwamen zij begin juni 1945 in Zwolle aan. Hun zoontje was onderweg gestorven door slechte voeding. Selma Wijnberg is de enige in Nederland geboren gevangene die de opstand in Sobibor overleefd heeft en heelhuids naar huis is teruggekeerd. Na enige tijd in Zwolle te hebben gewoond, emigreerde het echtpaar naar de Verenigde Staten. Vijftien jaar na haar echtgenoot Chaim overleed Selma Engel-Wijnberg op 4 december 2018.
Bekijk de NOS-documentaire
"Selma, de vrouw die Sobibor overleefde"
Bekijk een interview met Selma Wijnberg
op de website "Late gevolgen van Sobibor"
Lees het verhaal dat Selma Wijnberg
op 16 juli 1990 vertelde aan het USHMM
Lees de verhalen van Selma Wijnbergs
kinderen en kleinkinderen
Lees de getuigenis die Selma Wijnberg
en Chaim Engel aflegden op 22 juni 1946