Biografieën van SS'ers
Achtereenvolgens waren Franz Stangl en Franz Reichleitner commandant van Sobibor. De dagelijkse gang van zaken echter was in handen van Lagerspiess Gustav Wagner en diens plaatsvervanger Karl Frenzel, die ook leider van het Bahnhofkommando en commandant van Lager I was. Een groot deel van de Duitse SS’ers die in Sobibor dienden, waren afkomstig uit één van de euthanasiecentra waar geestelijk gehandicapten werden vermoord. Ze zijn in vijf groepen te onderscheiden:
- zij die vanaf de oprichting in april 1942 tot aan de opstand op 14 oktober 1943 in Sobibor hebben gediend (Bauer, Beckmann, Bredow, Floss, Frenzel, Getzinger, Gomerski, Groth, Nowak, Rehwald, Steubl, Vallaster en Wagner). Van hen was Bauer de enige die voordien niet in een Euthanasieanstalt had gewerkt.
- zij die langer dan een jaar in Sobibor hebben gediend (Graetschus, Dachsel, Klier en Reichleitner). Allen hadden eerder in een Euthanasieanstalt gewerkt.
- zij die acht maanden tot een jaar in Sobibor hebben gediend (Bauch, Richter, Steffl, Wendland, Lachmann, Grömer, Konrad, Ludwig, Michel, Niemann, F. Wolf en J. Wolf). De laatste zeven hadden eerder in een Euthanasieanstalt gewerkt.
- zij die alleen in de beginperiode en korter dan acht maanden in Sobibor hebben gediend (Barbl, Bolender, Fuchs, Ittner, Schütt, Stangl en Weiss). Van hen hadden Fuchs en Stangl eerder in een Euthanasieanstalt gewerkt.
- zij die korter dan acht maanden of alleen in de laatste maanden in Sobibor hebben gediend (Haulstich, Kamm, Müller, Ryba, Stengelin, Bree, Dubois, Hödl en Unverhau). Van hen hadden de laatste vier eerder in een Euthanasieanstalt gewerkt.
BARBL, Heinrich (3 maart 1900 Sarleinsbach, Oostenrijk) Vanuit euthanasiecentrum Hartheim werd Barbl overgeplaatst naar Belzec. Net als later in Sobibor legde hij de gasleidingen aan. Hij noemde zichzelf Hausklempner (loodgieter) en pochte dat hij de gaskamers eruit had laten zien als nette doucheruimtes. |
|
BAUCH, Ernst (30 april 1911; † 4 december 1942 Berlijn) Over de diensttijd van Bauch in Sobibor is niets bekend. Hij pleegde zelfmoord en Frenzel was aanwezig op zijn begrafenis. |
|
BAUER, Hermann Erich (26 maart 1900 Berlijn; † 4 februari 1980 Berlijn) Bauer was de Gasmeister van Sobibor en viel soms in als vrachtwagenchauffeur. In 1946 werkte hij in Berlijn bij het opruimen van puin. Op straat werd hij herkend door Samuel Lerer en Esther Raab en gevangen gezet. Op 8 mei 1950 werd hij ter dood veroordeeld maar dat vonnis werd in november 1971 omgezet in levenslang. Hij stierf in de gevangenis van Berlijn-Tegel. Lees meer |
![]() |
BECKMANN, Rudolf (20 februari 1922 Osnabrück; † 14 oktober 1943 Sobibor) In Lager II had Beckmann de leiding over de sorteerbarakken en de paardenstallen. Tevens verzorgde hij de administratie in het Forsthaus, waar hij tijdens de opstand werd gedood door Chaim Engel en kapo Pozycki. |
|
BOLENDER, Heinz Kurt (21 mei 1912 Duisburg; † 10 oktober 1966 Hagen) Gelijktijdig met Stangl, Frenzel en Gomerski kwam Bolender op 22 april 1942 aan in Sobibor. Voordien had hij in de euthanasiecentra Brandenburg en Hartheim gewerkt. Na de oorlog liet zijn vrouw hem dood verklaren zodat hij een nieuwe identiteit kon aannemen. Jarenlang ging hij door het leven als Heinz Brenner, zoals hij in Hartheim genoemd was. Niettemin kon hij in mei 1961 gearresteerd worden. Vlak voor zijn veroordeling in Hagen pleegde hij zelfmoord. Lees meer |
![]() |
BREE, Max (Lübben; † 14 oktober 1943 Sobibor) In juni 1943 werd Bree vanuit Treblinka in Sobibor gestationeerd. Hij hield toezicht op de Oekraïense bewakers en de joden in de sorteerbarakken. Tijdens de opstand werd hij gedood. |
|
BREDOW, Paul (1902; † december 1945 Göttingen) In het dagelijks leven was hij kelner maar in de Euthanasieanstalte verbrandde hij lijken. Vanaf de Rampe bracht Bredow invaliden naar de houten kapel waar hij en een groep Oekraïners hen doodschoot. Onder de joodse gevangenen stond hij als een bruut bekend. Eind 1945 verongelukte hij in Göttingen. |
![]() |
DACHSEL, Arthur (11 maart 1890; † 10 november 1958) Aanvankelijk was Dachsel ziekenverzorger op de psychiatrische afdeling van de Heilanstalte Hubertusburg en Wermsdorf. In Euthanasieanstalt Sonnenstein verbrandde hij lijken. In de vroege zomer van 1942 kwam hij via Belzec naar Sobibor als politiewachtmeester. Voor zijn verdiensten kreeg hij promotie. |
![]() |
DUBOIS, Werner (26 februari 1913 Wuppertal-Langenfeld; † 22 oktober 1971 Münster) Dubois werkte in de euthanasiecentra Grafeneck, Hadamar en Brandenburg totdat hij in 1942 de supervisie kreeg over de gaskamers van Belzec. Na de opheffing van dit vernietigingskamp kwam hij in de zomer van 1943 naar Sobibor. Hij hield toezicht toen vijf gevangenen op 27 juli 1943 uit het Waldkommando ontsnapten. Tijdens de opstand raakte hij in de wapenkamer zwaar gewond door bijlslagen en messteken. Voor het Belzec-proces in 1963 werd hij nog vrijgesproken maar in het Sobibor-proces van 1966 in Hagen kreeg hij drie jaar tuchthuisstraf. lees meer |
![]() |
FLOSS, Herbert (25 augustus 1912 Reinholdsheim; † 22 oktober 1943 Zawadówka) Voordat Floss naar Sobibor werd overgeplaatst, had hij dienst gedaan in Buchenwald en een aantal Euthanasieanstalte. In de vroege periode van Sobibor was hij enige weken plaatsvervangend commandant totdat hij werd opgevolgd door Gustav Wagner. Voordat de slachtoffers naar de gaskamers gingen, ontnam hij ze hun laatste eigendommen. Hij was ook belast met de opleiding van de Oekraïense bewakers. Een week na de opstand begeleidde hij een groep van hen naar Lublin. Tijdens de treinreis werd hij in de nabijheid van Chelm overweldigd en met zijn eigen machinepistool neergeschoten. lees meer |
![]() |
FRENZEL, Karl August Wilhelm (20 augustus 1911 Zehdenick-am-Havel; † 2 september 1996 Garbsen/Hanover) Als lid van het eerste uur van NSDAP en SA reageerde Frenzel eind 1939 op een oproep aan trouwe partijleden voor bijzondere inzet. In Euthanasieanstalt Grafeneck was hij bewaker, in Hadamar hielp hij bij het inrichten van gaskamers. Hier deed hij zijn eerste ervaring op met het vergassen en verbranden van mensen. Op 20 april 1942 werd hij in Sobibor gedetacheerd waar hij de leiding kreeg over Lager I en het Bahnhofkommando. Na de opstand hielp hij bij de ontmanteling van het kamp waarna hij werd ingedeeld bij de Sondertruppe R dat in Italië de huizen van gedeporteerde joden in beslag nam. Na de oorlog was hij toneelmeester in Göttingen. Op 22 maart 1962 werd hij gearresteerd en vier jaar later kreeg hij levenslang. Dit vonnis werd tijdens het revisieproces in 1985 gehandhaafd maar vanwege zijn hoge leeftijd en gezondheidstoestand werd hij vrijgelaten. |
![]() |
FUCHS, Erich Fritz Erhard (9 april 1902 Berlijn; † 25 juli 1980 Koblenz) In de euthanasiecentra Bernburg en Wiesloch was hij aanwezig bij het vergassen van de patiënten. Als technisch leider van het T4-programma was hij verantwoordelijk voor de aanleg van de gaskamers in Belzec. Begin april 1942 haalde hij de Russische dieselmotor uit Lemberg die hij vervolgens samen met Bauer aan de praat bracht. Tijdens het proces van Hagen werd hij op 20 december 1966 veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Lees meer |
![]() |
GETZINGER, Anton (24 november 1910 Oeblarn, Oostenrijk; † 13 september 1943 Sobibor) In Lager III was Getzinger één van de bewakers. Vlak voor de opstand werd hij gedood in Lager IV toen een granaat voortijdig ontplofte. Een NSDAP-rapport vermeldt als officiële doodsoorzaak dat hij in Servië sneuvelde in de strijd tegen de partizanen. |
|
GOMERSKI, Hubert (11 november 1911 Schweinheim; † 28 december 1999 Frankfurt am Main) Nadat hij in 1940 in de Euthansieanstalte Hartheim en Hadamar had gewerkt, werd hij eind april 1942 in Sobibor gedetacheerd. Aanvankelijk had hij de leiding over een groep Oekraïense bewakers maar later kwam hij in Lager III te werken naast Bolender en Valaster. Als transporten aankwamen selecteerde hij de zieken en invaliden en bracht hen naar de plek van executie. Vlak voor de opstand ging hij enkele dagen met verlof. Op 25 augustus 1950 werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf maar in de jaren zeventig kwam hij vrij. |
![]() |
GRAETSCHUS, Siegfried (9 juni 1916 Tilsit; † 14 oktober 1943 Sobibor) Na dienst in Bernburg en Treblinka werd Graetschus in augustus in Sobibor gedetacheerd. Hij werd de opvolger van Lachmann als commandant van de Oekraïense bewakers. Tijdens de opstand werd hij gedood, waarschijnlijk verbrijzelden Arkady Wajspapir en een andere gevangene zijn hoofd met een bijl. |
![]() |
GRÖMER, Ferdinand (7 april 1903 Eberschwang, Oostenrijk) In Sobibor was Grömer eerst kok maar hij was ook aanwezig bij de vergassingen en het vervoer van de lijken naar de grafkuilen. Een mede SS'er noemde hem een "dronkaard die veelvuldig geweld gebruikte". |
|
GROTH, Paul Johannes (21 januari 1918 Zoppot/Danzig) De eerste maanden van zijn diensttijd in Sobibor hield Groth toezicht op het sorteren van kleding in Lager II. Hoewel de gevangenen hem zagen als een van de grootste sadisten, onderhield hij een intieme relatie met een joods meisje. In 1951 verklaarde zijn vrouw hem dood vanwege haar weduwenuitkering maar in 1962 stond hij nog geregistreerd als vermist. |
![]() |
HAULSTICH, Friedrich († 14 oktober 1943 Sobibor) Waarschijnlijk kwam Haulstich (of Gaulstich) pas enkele weken of maanden voor de opstand aan in Sobibor. Tijdens de opstand is hij gedood, mogelijk door Schlomo Lajtman. |
|
HÖDL, Franz, (1 augustus 1905 Achbach, Oostenrijk) Van april 1939 tot januari 1942 diende hij in euthanasiecentrum Hartheim. Daarna begeleidde hij gewonde soldaten van het Oostfront terug naar Duitsland. Na een training in opleidingskamp Trawniki werd hij in Sobibor gedetacheerd waar hij de dieselmotor van de gaskamer bediende. Tevens was hij de chauffeur van kampcommandant Reichleitner. Na de opstand was hij betrokken bij de ontmanteling van het kamp. In Italië was hij er getuige van hoe zijn voormalig commandant Reichleitner in zijn auto werd gedood. |
![]() |
ITTNER, Jakob Alfred (13 januari 1907 Kulmbach; † 3 november 1976 Kulmbach) Voor het euthanasieprogramma T4 werkte Ittner als boekhouder in Berlijn tot hij op 28 april 1942 in Sobibor werd gedetacheerd. Aan hem moesten de joden hun waardevolle spullen afgeven als zij in een rij van Lager II naar de gaskamer gingen. Later werd hij bewaker in Lager III waar hij toezicht hield op de gevangenen die de gouden tanden uit de lijken moesten verzamelen en grafkuilen moesten graven. Eind juni 1942 wist hij overplaatsing naar Berlijn voor elkaar te krijgen. In 1966 werd hij veroordeeld tot vier jaar gevangenschap. |
![]() |
KAMM, Rudolf (19 januari 1905 Rauscha/Görlitz) In euthanasiecentrum Sonnenstein verbrandde Kamm de lijken. In de herfst van 1942 kwam hij vanuit Belzec naar Sobibor. Hij hield toezicht in de sorteerbarakken. Na een maand of vijf werd hij met onbekende bestemming overgeplaatst. |
![]() |
KLIER, Johann (15 juli 1901 Stadt Steinach; † 18 februari 1955) Na dienst in euthanasiecentrum Hadamar werd Klier begin augustus 1942 naar Sobibor overgeplaatst. Hij had de leiding over de bakkerij en hield toezicht bij het sorteren en repareren van de schoenen van de slachtoffers. Vlak voor de opstand ging hij met verlof. Gevangenen beoordeelden hem als vrij humaan. Na zijn proces in Frankfurt am Main werd hij op 25 augustus 1950 vrijgesproken. |
|
KONRAD, Fritz (21 september 1914 Gudellen; † 14 oktober 1943 Sobibor) Na dienst bij de euthanasiecentra Sonnenstein en Grafeneck werd Konrad in maart 1943 overgeplaatst naar Sobibor. Hij was opzichter bij de sorteerbarakken en in Lager III. Tijdens de opstand werd hij volgens overlevende Zelda Metz gedood door één van de schoenmakers. |
![]() |
LACHMANN, Erich Gustav Willie (6 november 1909 Liegnitz; † 23 januari 1973 Wegscheid) Vanaf september 1941 leidde hij Oekraïense vrijwilligers op in Trawniki. Volgens eigen zeggen was hij sinds augustus 1943 in Sobibor als commandant van de Oekraïense bewakers. Getuigen verklaren echter dat hij een jaar eerder in het kamp was. Een mede SS'er noemde hem een "stelende dronkelap" en gevangenen hebben gezien hoe hij jonge meisjes verkrachtte. Toen Reichleitner het commando over Sobibor overnam van Stangl werd hij als ongeschikt voor de dienst teruggestuurd naar Trawniki. Vandaar deserteerde hij met een vriendin. In 1966 werd hij door het hof in Hagen vrij gesproken vanwege zijn geestelijke onvermogen. |
![]() |
LUDWIG, Karl (23 mei 1906) Aanvankelijk was Ludwig de chauffeur van Reichsleiter Martin Bormann. Hij werkte in Lager III en hield meermalen toezicht op het Waldkommando. Eind 1942 werd hij naar Treblinka overgeplaatst. |
![]() |
MICHEL, Hermann (20 februari 1909 Westerkappeln; † 8 augustus 1984) De dertiger Michel was van april tot eind van de herfst 1942 in Sobibor. Hij was bevriend met kampcommandant Stangl. Hij verwelkomde de joden die met een nieuw transport aankwamen met een toespraak. Hij deed zich voor als arts en maakte hen wijs dat ze in een werkkamp waren en gedesinfecteerd moesten worden. Hij werd overgeplaatst naar Treblinka en vluchtte na de oorlog naar Egypte. |
![]() |
MÜLLER, Adolf († 10 maart 1949 Berlijn) In de zomer van 1943 werd Müller gestationeerd in Sobibor. In Lager II hield hij toezicht in de sorteerbarakken en bij het Waldkommando. Tijdens de opstand hield hij gevangenen onder schot. |
|
NIEMANN, Johann (4 augustus 1913 Völlen; † 14 oktober 1943 Sobibor) Na dienst in Belzec trad Niemann in 1942 meerdere malen op als plaatsvervangend commandant van Sobibor. Begin 1943 kreeg hij die functie permanent. Na het bezoek van Himmler aan Sobibor op 12 februari 1943 kreeg hij bevordering. Als hoogste in rang van de aanwezige SS'ers werd hij tijdens de opstand als eerste gedood, in de kleermakersbarak. Waarschijnlijk spleet de Rus Alexander Sjoebajew zijn hoofd met een bijl. lees meer |
![]() |
NOWAK, Anton Julius (12 mei 1912 Janów; † 14 oktober 1943 Sobibor) Als Friseur hield Nowak toezicht op de kappersbarak nabij de gaskamers. Hier moesten vanaf de winter van 1942 de vrouwen zich ontkleden en hun haar laten afknippen. Soms was hij ook leider van het Waldkommando. Tijdens de opstand werd hij gedood. |
![]() |
REICHLEITNER, Franz (2 december 1906 Ried; † januari 1944 Fiume, Italië) Voordat hij Stangl in augustus 1942 opvolgde als commandant van Sobibor was Reichleitner Kriminalsekretär bij de Gestapo in Linz. Na het bezoek van Himmler aan Sobibor op 12 februari 1943 werd hij bevorderd tot Hauptsturmführer. In het kamp liet hij zich nauwelijks zien maar zijn bewind was nog strenger dan dat van Stangl. Op de dag van de opstand was hij met verlof. Zoals veel van de betrokkenen van de Aktion Reinhardt kwam hij in Italië terecht, waar hij door partizanen werd gedood. |
![]() |
REWALD, Fritz Vanuit euthanasiecentrum Bernburg werd Rewald naar Sobibor gestuurd. Hij was hoofd van de barakken waar de vrouwen zich moesten ontkleden. Ook hield hij toezicht bij het bouwen van nieuwe barakken. Tijdens de opstand hield hij gevangenen onder schot. |
![]() |
RICHTER, Karl (?; † 13 augustus 1944 Italië) Vanaf eind 1942 was Richter in Sobibor waar hij de zieken en invaliden begeleidde naar Lager III. Ook hield hij toezicht op de barakken waar het haar van de vrouwen werd geknipt. Na de opstand werd hij overgeplaatst naar Italië waar hij door de partizanen werd gedood. |
![]() |
RYBA, Walter (18 juli 1900 Heydebreck; † 14 oktober 1943 Sobibor) De echte naam van Ryba is Walter Hochberg. Tijdens de opstand werd hij gedood in de garage. |
|
SCHÜTT, Hans-Heinz (6 april 1908 Dummersdorf) In de euthanasiecentra Grafeneck en Hadamar was Schütt hoofd van de administratie. Tussen 28 april en medio augustus 1942 was hij in Sobibor gestationeerd waar hij de soldij van het garnizoen betaalde. Als Verwaltungsführer inde hij de laatste kostbaarheden van de slachtoffers. Ook was hij verantwoordelijk voor de barakken waarin de joodse gevangenen van het Sonderkommando waren gehuisvest. lees meer |
![]() |
STANGL, Franz (26 maart 1908 Altmünster, Oostenrijk; † 28 juni 1971 Düsseldorf) De eerste commandant van Sobibor had tussen november 1940 en februari 1942 gediend in de euthanasiecentra Hartheim en Bernburg. Rond 22 april 1942 werd hij in Sobibor gedetacheerd waar hij het proces van vernietiging verfijnde. In augustus 1942 werd hij aangesteld als commandant van Treblinka en volgde Reichleitner hem op. De Amerikanen namen hem op 2 juni 1945 gevangen maar hij wist op 20 mei 1948 te ontsnappen. Via Italië vluchtte hij naar Damascus. Tussen 1951 en 1967 woonde hij in Brazilië waar hij herkend werd door overlevende Stanislaw Szmajzner. Na zijn uitlevering aan de Bondsrepubliek werd hij op 20 december 1970 veroordeeld tot levenslang. Een half jaar later stierf hij in de gevangenis van Düsseldorf. Lees meer |
![]() |
STEFFL, Thomas (Krummau; † 14 oktober 1943 Sobibor) In februari werd Steffl in Sobibor gestationeerd. Hij hield toezicht in de sorteerbarakken. Tijdens de opstand werd hij in Lager II gedood, door Chaim Engel en kapo Pozycki. |
|
STENGELIN, Ernst (10 augustus 1911; † 14 oktober 1943 Sobibor) Via euthanasiecentrum Hadamar en Trebinka kwam Stengelin vlak voor de opstand in Sobibor. Tijdens de opstand werd hij gedood. |
|
STEUBL, Karl (25 oktober 1910; † 24 september 1945 Linz) Toen Schütt medio augustus 1942 vertrok nam Steubl de financiële zaken in Sobibor over. Hij was aanwezig bij de executie van de joden uit Treblinka die Sobibor hadden ontmanteld. Mogelijk deed hij er aan mee. Na de oorlog pleegde hij zelfmoord. |
|
UNVERHAU, Heinrich (26 november 1911 Vienenburg) Na dienst in de euthanasiecentra Grafeneck en Hadamar werd Unverhau in juni 1942 in Belzec gedetacheerd. Toen hij met tyfus in het ziekenhuis lag, werd hij streng bewaakt om te voorkomen dat omstanders uit zijn koortsdromen iets zouden vernemen van het vernietigingskamp. Begin juni 1943 werd hij overgeplaatst naar Sobibor waar hij toezicht hield op het opruimen van de uitkleedplaats in Lager II, om te voorkomen dat de volgende groep argwaan zou krijgen. Hij deed ook dienst in de sorteerbarakken. Een maand voor de opstand werd hij ingezet om het voormalig kampterrein van Treblinka te voorzien van beplanting. Toen hij terugkeerde ontdekte hij dat ook Sobibor was ontmanteld. Bij zowel het Belzec- als het Sobiborproces werd hij vrijgesproken. |
![]() |
VALLASTER, Josef (5 februari 1910 Silbertal, Oostenrijk; † 14 oktober 1943 Sobibor) Na dienst in de euthanasiecentra Hartheim en Hadamar werd Vallaster één van de leidinggevenden in Lager III. Hij hield toezicht op het vergassen en bij het begraven en later verbranden van de lijken. Vaak bediende hij de locomotief die de lorries met zieken en invaliden over het smalspoor van de Rampe naar Lager III bracht. Tijdens de opstand werd hij gedood. Eind jaren tachtig werd in zijn geboorteplaats een gedenkteken ontdekt dat de plaatselijke oorlogsslachtoffers eerde. Het monument bevatte de naam van Vallaster. |
![]() |
WAGNER, Gustav Franz (18 juli 1911 Wenen, Oostenrijk; † 15 oktober 1980 Itabia, Brazilië) Na zijn detachering in de euthanasiecentra Hadamar en Hartheim werd Wagner overgeplaatst naar Sobibor waar hij plaatsvervangend commandant was. Hij behoorde tot de wreedste SS'ers en selecteerde met Frenzel uit de binnenkomende transporten degenen die binnen of buiten het kamp moesten werken. Hoewel hij tijdens de opstand afwezig was, hielp hij wel bij de ontmanteling, onder meer door het executeren van de Arbeitsjuden uit Treblinka die de barakken afbraken. Na de oorlog vluchtte hij onder de valse naam Günther Mendel naar Brazilië. In mei 1978 werd hij ontmaskerd door Simon Wiesenthal waarna overlevende Stanislaw Szmajzner hem in een politiebureau in Sao Paulo identificeerde. Uitleveringsverzoeken van Israel en de Bondsrepubliek hoefden niet behandeld te worden omdat hij medio oktober 1980 onder niet geheel opgehelderde omstandigheden zelfmoord pleegde. |
![]() |
WEISS, Otto In de begindagen was Weiss de leider van Lager I en commandant van het Bahnhof-kommando. Nadat Frenzel zijn taken overnam, was hij veelvuldig in Lager III. Hij maakte spotliedjes op de joden. Begin 1943 verliet hij het kamp met tuberculose. |
|
WENDLAND, Willie Gelijktijdig met Konrad en de gebroeders Wolf werd Wendland in maart 1943 in Sobibor gedetacheerd. Hij hield toezicht in de sorteerbarakken en was één van de bewakers toen vijf gevangenen uit het Waldkommando ontsnapten. Tijdens de opstand hield hij gevangenen onders schot. |
![]() |
WOLF, Franz (9 april 1907 Krummau) Nadat hij in het Tsjechische en Duitse leger had gediend werd Wolf fotograaf in de euthanasiecentra Hadamar en Heidelberg waar hij de geesteszieken 'wetenschappelijk' vastlegde. Samen met zijn broer Josef diende hij vanaf begin maart 1943 tot de opstand in Sobibor. Doorgaans hield hij toezicht in de sorteerbarakken maar soms leidde hij ook het Waldkommando of was hij te vinden in de barakken waar het haar van de vrouwen werd afgeknipt. In 1966 veroordeelde de rechtbank in Hagen hem tot acht jaar gevangenisstraf. lees meer |
![]() |
WOLF, Josef (18 april 1900 Krummau; † 14 oktober 1943 Sobibor) Gelijktijdig met zijn broer Franz kwam Wolf begin maart 1943 aan in Sobibor. Meestal was hij in de sorteerbarakken te vinden, waar hij tijdens de opstand werd gedood. Zijn vrouw kreeg te horen dat hij door partizanen was neergeschoten. |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |